|
Boeken
Uit: 'Masiakriki, het lied van de rivier'
Het dorp
Het dorp is roze, net als de weg die we ‘s morgens namen. De grijze, door de zon geloogde planken hutjes steken hier mooi bij af, evenals het groen van de bomen, de okerkleur van het zand en de diepblauwe lucht met wollige witte wolkenpartijen. De mensen glanzen diepzwart in hun kleurige geruite pangi, de traditionele omslagdoek, die door mannen en vrouwen wordt gedragen. Tegenwoordig zijn ze prachtig geborduurd in afstekende kleuren. De motieven die ook in houtsnijwerk en de kalebassen voorkomen of kruissteekjes met westerse merklapmotieven die hier heel kunstig worden uitgewerkt.
Ik geniet van de aanblik.
De eerste tegenslag dient zich aan.
Bij het overstappen in een andere boot is mijn reistas met al mijn kleren, boeken, onderzoeksmateriaal en onontbeerlijke medicijnen zoekgeraakt. De bootsman belooft in alle dorpen navraag te doen. Maar ik wil graag schone kleren aan na die stoffige reis. Ik krijg een omslagdoek te leen en ga mij in het washokje met een kalebas en emmer regenwater opfrissen. Heerlijk.
Mijn wilde haardos wordt meteen getemd door een van de vrouwen die er een traditioneel Saramaccaans vlechtpatroon van maakt, dat me goed staat vindt iedereen. In de geleende omslagdoek hoor ik er meteen helemaal bij.
Kabiten Alliphons, het dorpshoofd, wijst me de hut die hij ter beschikking stelt, tegenover zijn huis. Er is een betonnen vloer, zodat ik er met de rolstoel in kan. Tot mijn verrassing hangt aan de twee balken éen hangmat voor Wim. Voor mij hebben ze uit de stad een echt bed laten komen. Ik zeg maar niet dat ik graag in een hangmat slaap. Het is zo’n attent gebaar. Verder krijg ik zijn kleindochter Carmen toegewezen, die door iedereen Kakaw wordt genoemd. Een lange slanke vrolijke meid, die mij de hele maand hielp met wassen, aankleden, mijn haar deed, eten kookte, mijn kleren waste en mij vermaakte met haar geestige verhalen. We lagen soms tot diep in de nacht te gillen van het lachen, terwijl Tensia in het buurhuis meedeed.
Ik leerde van Kakaw Saramaccaans en leerde haar Nederlandse uitdrukkingen.
Yu weki no,?
Elke ochtend om zes uur, bij zonsopgang, als het licht werd, liepen de vrouwen uit het dorp langs mijn hut op weg naar de rivier en begroetten we elkaar luidkeels op de traditionele wijze:
Yu weki no,?
Mi weki-oooooo!
Fa yu weki dan..?
Mi weki tanga! |
Ben je wakker?
Ja, ik ben wakker
En hoe ben je wakker geworden?
Ik ben heel goed en sterk wakker geworden! |
Deze begroeting ging door tot de middag. De vrouwen liepen met teilen vaatwerk of wasgoed op hun hoofd de lange trap af naar de rivier. Vanaf de heuvel keek ik op het frisse water en vond het jammer dat ik daar niet, net als zij een bad kon nemen. De ochtendnevel trok langzaam weg. Wat ziet het er idyllisch uit, dacht ik genietend. |
Masiakriki
Powisie
Papaja
Pikin misi finga
|

'Masiakriki, het lied van de rivier'
Poetisch reisverhaal met foto's over het Surinaamse binnenland.
Auteur: Carry-Ann Tjong-Ayong
Paperback | 113 pagina's | Uitgeverij Conserve | november 2004
ISBN13: 9789054291947
prijs: € 16,00
Verkrijgbaar o.a. bij bol.com of mail Carry-Ann
NBD|Biblion recensie:
Dit boek is zoals de schrijfster zelf aangeeft, een poetisch reisverhaal. Het Lied van de Rivier gaat over een reis naar het Surinaamse binnenland. Het voert haar naar het Marrondorp Masiakriki waar zij de bosnegers helpt bij het opzetten en financieren van een kindercreche. De 63 jarige Carry-Ann Tjong-Ayong waagt de reis ondanks het feit dat zij vanwege haar verlamming met rolstoel en al in een korjaal de rivier op moet om bij het dorp te komen. Carry-Ann, zelf in Suriname geboren, lardeert haar verslag met gedichten die getuigen van liefde voor het land, maar toont ook dat de Surinaamse overheid zich maar weinig aantrekt van de bevolking van het bos. Ze vertelt dat, zij het verholen, en het motiveert haar om er met haar stichting iets aan te doen.
|
Powisie (Uit 'de P van Paramaribo')
Tant’ Paulien komt langs. Ze heeft een cadeautje voor Perla.
“Jij krijgt volgende keer”zegt ze tegen Pablo die al teleurgesteld kijkt.
Hij lacht zuur. “Ja tant’ Paulien”. Hij weet dat zijn tante altijd woord houdt. Perla opent voorzichtig het doosje.
Op roze watten liggen twee gouden oorbellen met zwarte gekrulde veertjes.
“Een powisi-oorbel” zegt Tant’ Paulien. “Deze was nog van mijn moeder”
Dat is Perla’s ouma.
Perla vind ze mooi. Ze wil ze meteen indoen.
“Kom maar, je hebt toch gaatjes?”zegt Tant Paulien.
“Al sinds ik een jaar ben!” zegt Perla verontwaardigd.
Meisjes in Suriname krijgen al heel jong gaatjes in de oren. Met een heetgemaakte naald en een kurk achter het oor prikt de moeder of oma de oorlelletjes door.
Ze trekt er meteen een draadje door en als het wondje droog is krijgt de baby een gouden oorbelletje in.
Perla loopt trots langs de spiegel en bekijkt zichzelf.
“Moi misi, powisi” zingt Tant’ Paulien lachend.
Perla loopt net zo trots als de zwarte vogel, waarvan de veertjes afkomstig zijn.
Papa zegt: “Weet je dat de powisi vroeger werd gebruikt om goud te smokkelen?”
Dat wil Pablo horen. Hij komt aanlopen. “Ja,” zegt Papa “de gouddelvers hadden altijd een powisi bij zich. Ze wisten dat deze vogel graag goudklompjes inslikte. Eigenlijk pikte ze alles op wat goudkleurig was. Later poepte ze het weer uit. De gouddelvers mochten niet zomaar goud mee nemen naar de stad. Ze moesten belasting betalen. Dus voerden ze hun powisi goud en ontliepen zo de belasting.”
Pablo klapt enthousiast in zijn handen. |

'De P van Paramaribo'
Kinderverhalen van Carry-Ann Tjong-Ayong, met tekeningen van Korneel Jeuken.
Uitgave stichting Vice Versa (maart 2009)
ISBN /EAN 978-90-79998-01-2
Bestellen: stuur een mail of bel + 31 (0)30 271 00 20
Prijs: volgt nog |